Menu

Diabetes en voeding

Dietiste en kind praten over diabetes | KDCN

Als je diabetes hebt, moet je extra goed letten op wat je eet en drinkt. Het is belangrijk dat je gezonde dingen kiest en dat je regelmatig eet en drinkt. Regelmatig eten betekent dat je drie hoofdmaaltijden eet: ontbijt, lunch en warm avondeten. En als je er behoefte aan hebt, neem je een tussendoortje. Als je regelmatig eet en daar je insuline op aanpast, voorkom je dat je bloedsuiker soms heel hoog of heel laag wordt. Op deze pagina lees je meer informatie over diabetes en voeding.

  • Energie voor je lijf: eiwitten, vetten en koolhydraten

    Je lijf heeft energie nodig om te groeien, lopen, praten, sporten, spelen, leren en nog veel meer. Die energie haal je uit eten en drinken. In eten en drinken zitten bouwstoffen (eiwit) en brandstoffen (vet en koolhydraten):

    • Eiwitten heb je nodig om je lichaam te laten groeien en om te herstellen, bijvoorbeeld wanneer je tijdens het spelen een gat in je knie valt. Eiwit zit onder andere in vlees, vleeswaren, ei, vis, vleesvervangers, kaas, melk en melkproducten en noten.
    • Vetten zijn brandstoffen. Vet levert de energie die je lichaam nodig heeft, bijvoorbeeld om eten te verteren en adem te halen. Er zijn verschillende soorten vetten. De vetten in vis, noten, oliën, zachte smeersels en melkproducten zijn gezonde vetten. In vet vlees zitten minder gezonde vetten. Te veel vet is nooit goed, daar kun je te zwaar van worden.
    • Koolhydraten leveren ook energie aan je lichaam.
  • Soorten koolhydraten

    Er zijn verschillende soorten koolhydraten:

    • Zetmeel: dit zit in brood, aardappelen, rijst, deegwaren, peulvruchten en bindmiddelen.
    • Melksuiker: Je vindt het in (karne)melk, yoghurt en vla.
    • Vruchtensuiker of fruitsuiker: Dit vind je in fruit, vruchtensappen, honing, appelmoes en compote.
    • Sacharose: dit is de suiker uit de suikerpot. Je vindt deze in suikerklontjes, limonade, snoep en koekjes, frisdrank en zoet broodbeleg.
    • Zoetstoffen: sommige voedingsmiddelen worden zoet gemaakt met kunstmatige zoetstoffen. Deze hebben geen invloed op je bloedsuiker. Lees meer over zoetstoffen en diabetes.
  • Koolhydraten en jouw bloedsuiker

    Als je koolhydraten eet, breekt je lichaam deze af tot glucose. Jouw darmen nemen glucose op in je bloed. Via jouw bloed gaat de glucose naar alle cellen in je lichaam. Om de glucose op te kunnen nemen, maakt je alvleesklier insuline aan. Maar als je diabetes type 1 hebt, maakt je alvleesklier geen insuline meer aan. Als je meer koolhydraten eet, komt er meer glucose in je bloed. Dan heb je ook meer insuline nodig. Je moet dus zorgen dat je de hoeveelheid insuline afstemt op de hoeveelheid koolhydraten die je eet. Daarom is het nodig dat je weet hoeveel koolhydraten er in jouw eten en drinken zitten.

  • Koolhydraten tellen

    Hoe kom je er nu achter hoeveel koolhydraten je eet? Daar zijn een aantal manieren voor:

    Let op: vaak staat er hoeveel koolhydraten er in 100 gram van een product zitten. Maar meestal eet je niet precies 100 gram. Kijk op de verpakking of erop staat hoeveel jouw portie weegt. Of weeg de portie die je wilt gebruiken op een keukenweegschaal. Dan kun je berekenen hoeveel koolhydraten in jouw portie zitten. Vind je het lastig? Een van de diëtisten van Vivendia kan je helpen.

  • Jouw eigen voedingsplan

    De diëtist geeft je tips over wat je beter wel en niet kunt nemen vanwege jouw diabetes type 1. Zo maken jullie samen een voedingsplan dat past bij jou en jouw leeftijd. In dat voedingsplan staan basisproducten, zoals brood, fruit, groente en melkproducten. Je kunt zelf kiezen welk soort brood, fruit, groente of melkproduct je neemt. De ene dag heb je bijvoorbeeld zin in een boterham met kaas en een beker melk bij je ontbijt. Terwijl je de andere dag liever begint met een schaaltje yoghurt met cornflakes. Dat kan allemaal.

  • Vette maaltijden (zoals pizza of friet) en een goede bloedsuiker

    Als je diabetes hebt, wil je ook wel eens een pizza eten. Kan dat? Ja, dat kan! Wel kan het lastig zijn om na een vette maaltijd jouw bloedsuiker te regelen.

    Jouw lijf verteert een vettere maaltijd langzamer

    Jouw lichaam verteert koolhydraten uit een vette(re) maaltijd (zoals pizza, lasagne, pannenkoeken en gyros met friet) langzamer dan koolhydraten uit een minder vette maaltijd. Het vet vormt een dun laagje om het eten, waardoor de spijsverteringsenzymen er minder makkelijk bij kunnen. Ook blijft een vette maaltijd langer in je maag. Vet zorgt er dus voor dat het langer duurt voordat de koolhydraten in je bloed worden opgenomen.

    Vezels zorgen ook voor langzame opname koolhydraten

    Ook bij maaltijden met peulvruchten (zoals erwtensoep of chili con carne) neemt je lichaam de koolhydraten langzamer op uit het bloed. Dat komt doordat de maaltijden veel (niet-oplosbare) vezels bevatten. Jouw maag en darmen hebben dus meer tijd nodig om deze stoffen te verwerken.

    Geef je bolus niet in één keer

    Geef na een vette(re) maaltijd niet de complete bolus in één keer. Want dan gaan de stijging van de bloedsuikerwaarde en de werking van de insuline niet tegelijkertijd. Je krijgt dan eerst een hypo, omdat de insuline al werkt, maar de glucose nog niet in je bloed zit. Na ongeveer vier tot vijf uur stijgt je bloedsuikerspiegel ineens sterk: dan doen de koolhydraten hun werk, maar de insuline niet meer. Je krijgt dan een hyper.

    Wat moet je wel doen bij een vette maaltijd?

    Controleer 15-30 minuten voor je maaltijd je bloedsuiker. Is je bloedsuiker te hoog? Corrigeer die dan direct. Eet je een normale maaltijd? Dien dan ook meteen je maaltijdinsuline toe. Je lijf heeft even de tijd nodig om deze insuline op de plek van bestemming te laten komen. Eet je een vettere maaltijd? Ook dan moet je vooraf je bloedsuiker meten en corrigeren als dat nodig is. Daarna dien je de insuline toe volgens de stappen hieronder.

    Heb je een insulinepomp?

    1. Bereken de hoeveelheid koolhydraten van je vette maaltijd. Daarna dien je de insuline toe die je nodig hebt in een gecombineerde bolus: je geeft de helft van de bolus meteen en de andere helft pas drie uur later. We noemen dit ook wel dualwave, multiwave of duale bolus. Probeer dit uit en kijk of dit werkt.
    2. Werkt stap 1 niet goed voor jou? Dien dan na jouw maaltijd 20-25% extra insuline toe (dus bovenop hoeveelheid insuline die je berekende).

    Heb je een insulinepen?

    1. Bereken de hoeveelheid koolhydraten van je vette maaltijd. Dien de benodigde hoeveelheid insuline toe na deze maaltijd.
    2. Werkt stap 1 niet goed voor jou? Dien dan na jouw maaltijd 20-25% extra insuline toe (dus bovenop de hoeveelheid insuline die je berekende).

    Niet iedereen is hetzelfde en niet elk lichaam reageert hetzelfde. Het stappenplan zal dus niet voor iedereen even goed werken. Je kunt bij stap 1 ook kiezen voor een vertraagde bolus. Je geeft jouw bolus dan later, maar wel in één keer. Het blijft uitproberen en kijken wat voor jou het beste werkt. Als je het fijn vindt, kun je altijd overleggen met je diabetesverpleegkundige.

    Het is goed om jouw bloedsuiker extra te meten op de volgende momenten: twee tot vier uur na de maaltijd, ’s nachts en ’s ochtends.